Welke medicatie kan urineretentie veroorzaken?

4 weergave

Diverse medicijnen kunnen urineretentie veroorzaken, waaronder bepaalde antipsychotica, antidepressiva (zoals tricyclische en SSRIs), antiparkinsonmiddelen, antihistaminica (met name de klassieke variant), calciumantagonisten en opiaten. Ook lisdiuretica kunnen, paradoxaal genoeg, tot blaasovervulling leiden door een plotselinge toename van de urineproductie.

Opmerking 0 leuk

Urineretentie: Een onvoorziene bijwerking van medicatie

Urineretentie, het onvermogen om de blaas volledig te legen, is een onaangename en potentieel ernstige aandoening. Hoewel diverse factoren urineretentie kunnen veroorzaken, speelt medicatie vaak een belangrijke rol. Het is cruciaal om te begrijpen welke medicijnklassen dit probleem kunnen uitlokken, zodat artsen en patiënten proactief kunnen handelen. Deze informatie dient niet als medisch advies; raadpleeg altijd uw arts bij gezondheidsklachten.

Verschillende mechanismen kunnen leiden tot urineretentie door medicatie. Sommige medicijnen beïnvloeden rechtstreeks de blaasfunctie, terwijl andere indirect invloed uitoefenen via het zenuwstelsel. Hieronder volgt een overzicht van medicijnklassen die in verband zijn gebracht met urineretentie:

1. Anticholinergica: Deze medicijnen blokkeren de werking van acetylcholine, een neurotransmitter die betrokken is bij de samentrekking van de blaasspieren. Een verminderde blaascontractie leidt tot moeilijkheden met het legen van de blaas. Voorbeelden van medicijnen met anticholinerge effecten zijn:

  • Klassieke antihistaminica: Medicijnen zoals diphenhydramin (Benadryl) worden vaak gebruikt tegen allergieën, maar kunnen urineretentie als bijwerking hebben.
  • Tricyclische antidepressiva (TCA’s): Deze oudere groep antidepressiva, zoals amitriptyline en imipramine, hebben uitgesproken anticholinerge eigenschappen en kunnen urineretentie veroorzaken.
  • Antiparkinsonmiddelen: Sommige medicijnen die gebruikt worden bij de behandeling van de ziekte van Parkinson, zoals bepaalde anticholinergica, kunnen eveneens urineretentie als bijwerking hebben.

2. Alfa-adrenerge agonisten: Deze medicijnen verhogen de activiteit van het sympathische zenuwstelsel, wat de spierspanning in de blaashals verhoogt en het urineren bemoeilijkt. Deze medicijnen worden soms gebruikt bij de behandeling van hypertensie (hoge bloeddruk) en goedaardige prostaathyperplasie (BPH).

3. Opiaten en opioïden: Deze pijnstillers kunnen de blaasfunctie verstoren door hun effect op het centrale zenuwstelsel, wat kan leiden tot een verminderde blaascontractie en urineretentie.

4. Antipsychotica: Bepaalde antipsychotica, met name de eerstegeneratie antipsychotica (neuroleptica), kunnen extrapyramidale bijwerkingen veroorzaken die de blaasfunctie negatief beïnvloeden, resulterend in urineretentie.

5. SSRI’s (Selective Serotonin Reuptake Inhibitors): Hoewel minder vaak dan TCA’s, kunnen sommige SSRI’s, zoals sertraline of paroxetine, in zeldzame gevallen urineretentie veroorzaken.

6. Calciumantagonisten: Deze medicijnen, gebruikt voor de behandeling van hoge bloeddruk en angina pectoris, kunnen in sommige gevallen leiden tot urineretentie.

7. Lisdiuretica (paradoxale effect): Deze medicijnen, bedoeld om de urineproductie te verhogen, kunnen paradoxaal genoeg urineretentie veroorzaken. De plotselinge toename van de urineproductie kan de blaas overweldigen, waardoor het moeilijk wordt om de blaas volledig te legen.

Het is van belang te benadrukken dat de kans op urineretentie door medicatie afhankelijk is van diverse factoren, waaronder de dosis, de individuele gevoeligheid en de aanwezigheid van andere gezondheidsproblemen. Indien u last heeft van urineretentie, is het essentieel om uw arts te raadplegen. Hij of zij kan de oorzaak van de urineretentie vaststellen en indien nodig de medicatie aanpassen of een andere behandelstrategie voorstellen.