Wat zijn zwakke werkwoorden in kindertaal?
Simpel gezegd: bij zwakke werkwoorden verandert het woord niet veel als je vertelt wat er gebeurd is. Ze krijgen gewoon een -t of -d aan het eind, zoals lopen wordt liep en gelopen. Dat is anders dan bij sterke werkwoorden, die wel echt van vorm veranderen.
Woordjes die bijna hetzelfde blijven: Zwakke werkwoorden!
Stel, je speelt buiten en je loopt naar je vriendje. Later vertel je: “Ik liep naar mijn vriendje.” Zie je? Het woordje ‘lopen’ veranderde maar een heel klein beetje! Het kreeg gewoon een -t erachter.
Dat zijn zwakke werkwoorden! Ze zijn een beetje lui, want ze veranderen niet heel veel als je vertelt wat er gebeurd is. Ze krijgen meestal een -t of een -d aan het eind, soms met een extra lettertje erbij als het netter klinkt.
Denk maar aan:
- Spelen: Ik speelde vandaag buiten.
- Kijken: Ik keek naar een mooie vlinder.
- Lachen: Hij lachte heel hard.
Zie je? ‘Speelde’, ‘keek’ en ‘lachte’ lijken heel erg op ‘spelen’, ‘kijken’ en ‘lachen’. Ze zijn maar een klein beetje veranderd!
Sterke werkwoorden zijn anders. Die veranderen echt heel veel! Bijvoorbeeld: ‘eten’ wordt ‘at’ en ‘gegeten’. Dat is een grote verandering, hè? Die leer je later wel kennen.
Maar nu even terug naar onze luie, zwakke werkwoorden. Ze zijn makkelijk te herkennen, want ze veranderen maar een heel klein beetje. Als je een verhaaltje vertelt en je gebruikt een werkwoord dat bijna hetzelfde blijft, dan heb je waarschijnlijk een zwak werkwoord gebruikt! Probeer het maar eens zelf! Vertel eens over wat je vandaag hebt gedaan en let op de werkwoorden die je gebruikt. Misschien ontdek je wel heel veel zwakke werkwoorden!
#Kindertaal#Nederlands#Zwaken WerkwoordenCommentaar op antwoord:
Bedankt voor uw opmerkingen! Uw feedback is erg belangrijk om ons te helpen onze antwoorden in de toekomst te verbeteren.