Waarom is MO altijd de helft van Go?

3 weergave

Omdat de producent geconfronteerd wordt met een dalende prijsafzetcurve, is de marginale opbrengst (MO) anders dan de gemiddelde opbrengst (GO). Wanneer de prijs verlaagd wordt om extra klanten aan te trekken, profiteren ook bestaande klanten met een hogere betalingsbereidheid van deze lagere prijs. Dit resulteert in een sterkere daling van de MO dan van de GO, waardoor de MO-lijn twee keer zo snel daalt.

Opmerking 0 leuk

Waarom is de marginale opbrengst (MO) altijd de helft van de gemiddelde opbrengst (GO) bij een lineaire vraagcurve?

De stelling dat de marginale opbrengst (MO) altijd de helft is van de gemiddelde opbrengst (GO) is niet helemaal correct. Dit geldt alleen bij een lineaire vraagcurve. Laten we dit nader bekijken.

De gemiddelde opbrengst (GO) is simpelweg de totale opbrengst gedeeld door de verkochte hoeveelheid, wat gelijk staat aan de prijs bij een gegeven hoeveelheid. Dus GO = P.

De marginale opbrengst (MO) daarentegen, vertegenwoordigt de extra opbrengst die gegenereerd wordt door de verkoop van één extra eenheid. Omdat een producent die geconfronteerd wordt met een dalende (lineaire) vraagcurve de prijs moet verlagen om meer te verkopen, beïnvloedt deze prijsverlaging niet alleen de opbrengst van de extra verkochte eenheid, maar ook de opbrengst van alle eerder verkochte eenheden.

Stel je voor dat een producent 10 producten verkoopt voor €10 per stuk. De totale opbrengst is dan €100. Om een 11e product te verkopen, moet de prijs verlaagd worden naar bijvoorbeeld €9. De totale opbrengst wordt dan €99 (€9 x 11). De marginale opbrengst van die 11e eenheid is dus €99 – €100 = -€1.

Dit illustreert hoe de prijsverlaging, nodig om meer te verkopen, de opbrengst van eerder verkochte eenheden negatief beïnvloedt. Dit effect is sterker naarmate de vraag elastischer is.

Wiskundig gezien, bij een lineaire vraagcurve (Q = a – bP), kan aangetoond worden dat de MO-curve twee keer zo steil daalt als de GO-curve. Dit betekent dat de MO-lijn de horizontale as (hoeveelheid) op de helft van de afstand snijdt vergeleken met de GO-lijn. Hierdoor lijkt het alsof de MO altijd de helft van de GO is. Echter, de werkelijke waarden van MO en GO zijn afhankelijk van de specifieke vergelijking van de vraagcurve.

Dus, de MO is niet altijd de helft van de GO, maar wel bij een lineaire vraagcurve. Bij niet-lineaire vraagcurves is de relatie tussen MO en GO complexer en is de MO niet per se de helft van de GO. Het is daarom belangrijk om de specifieke vraagfunctie te analyseren om de precieze relatie tussen MO en GO te bepalen.