Hoe vind je een zwakke werkwoord?
13 weergave
Zwakke werkwoorden, ook wel regelmatige werkwoorden genoemd, krijgen in de verleden tijd de uitgang -de of -te. Voorbeelden zijn werken (werkte) en kleien (kleide). Het voltooid deelwoord ontstaat door ge + stam + -d of -t.
Misschien wil je het vragen? Zie meer
Hoe herken je een zwak werkwoord?
In het Nederlands zijn er twee hoofdtypen werkwoorden: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden. Zwakke werkwoorden zijn ook bekend als regelmatige werkwoorden omdat ze een voorspelbaar patroon volgen bij het vormen van de verleden tijd en het voltooid deelwoord.
Kenmerken van zwakke werkwoorden:
- In de verleden tijd krijgen zwakke werkwoorden de uitgang -de of -te.
- Het voltooid deelwoord wordt gevormd door ge + de stam van het werkwoord + -d of -t.
Voorbeelden van zwakke werkwoorden:
- werken (werkte, gewerkt)
- kleien (kleide, gekleid)
- zingen (zong, gezongen)
- lopen (liep, gelopen)
- praten (praatte, gepraat)
Hoe vind je een zwak werkwoord?
Om te bepalen of een werkwoord zwak is, volg je deze stappen:
- Bepaal de verleden tijd: Voeg de uitgangen -de of -te toe aan het werkwoord.
- Kijk naar de uitgang: Als het werkwoord in de verleden tijd eindigt op -de of -te, is het een zwak werkwoord.
- Vorm het voltooid deelwoord: Voeg ge + de stam van het werkwoord + -d of -t toe.
- Controleer de uitgang: Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, is het werkwoord zwak.
Voorbeeld:
- Werkwoord: lopen
- Verleden tijd: liep (eindigt op -de)
- Voltooid deelwoord: gelopen (eindigt op -en)
Conclusie: Het werkwoord lopen is een zwak werkwoord omdat het in de verleden tijd eindigt op -de en het voltooid deelwoord eindigt op -en.
#Hoe Vinden#Verbeirkennen#Zwaken WerkwoordCommentaar op antwoord:
Bedankt voor uw opmerkingen! Uw feedback is erg belangrijk om ons te helpen onze antwoorden in de toekomst te verbeteren.