Waarom klopt BMI niet?

0 weergave

De BMI is fysiologisch gezien inadequaat omdat het geen onderscheid maakt tussen botmassa, spiermassa en vetpercentage. Iemand met een hoge spiermassa door intensieve training kan onterecht als iemand met overgewicht worden geclassificeerd. De BMI-formule van Quetelet negeert deze belangrijke lichaamscomposities en geeft dus geen accuraat beeld van iemands werkelijke gezondheid.

Opmerking 0 leuk

BMI: Een Eenvoudige Maatstaf met Complexe Tekortkomingen

De Body Mass Index, beter bekend als BMI, is een veelgebruikte methode om te bepalen of iemand een gezond gewicht heeft ten opzichte van zijn of haar lengte. Echter, ondanks de populariteit en het gemak van de berekening, is het belangrijk om te beseffen dat de BMI een verouderde en vaak misleidende indicator is van iemands werkelijke gezondheid. Waarom? Omdat de BMI essentiële fysiologische factoren negeert die van cruciaal belang zijn voor een correcte beoordeling.

De kern van het probleem ligt in het feit dat de BMI-formule, ontwikkeld door Adolphe Quetelet in de 19e eeuw, uitsluitend kijkt naar lengte en gewicht. Het maakt geen onderscheid tussen de verschillende soorten weefsel waaruit ons lichaam is opgebouwd: botten, spieren en vet. Dit betekent dat twee personen met exact dezelfde lengte en gewicht, en dus dezelfde BMI, compleet verschillende lichaamssamenstellingen kunnen hebben en daardoor een heel ander gezondheidsrisico lopen.

Een sprekend voorbeeld hiervan is de atleet. Iemand die intensief aan krachttraining doet, heeft vaak een significant hogere spiermassa. Spieren wegen meer dan vet, wat betekent dat deze persoon, ondanks een laag vetpercentage en uitstekende algehele conditie, volgens de BMI-normen als “overgewicht” geclassificeerd zou kunnen worden. Dit is niet alleen incorrect, maar ook potentieel schadelijk, omdat het kan leiden tot onnodige bezorgdheid en ongefundeerde aanbevelingen.

Daarnaast houdt de BMI geen rekening met de verdeling van lichaamsvet. Het is bekend dat vet rond de buik (visceraal vet) schadelijker is dan vet rond de heupen en dijen. Iemand met een ‘appelvormig’ lichaam, met veel buikvet, kan een normale BMI hebben, maar toch een verhoogd risico lopen op hart- en vaatziekten, diabetes en andere aandoeningen. Omgekeerd kan iemand met een ‘peervormig’ lichaam, met meer vet rond de heupen, een hogere BMI hebben, maar een lager gezondheidsrisico.

Kortom, de BMI is een simplistische maatstaf die cruciale aspecten van de lichaamscompositie negeert. Het biedt geen accuraat beeld van iemands werkelijke gezondheid en kan zelfs misleidend zijn. Hoewel het handig kan zijn als een snelle screening tool, is het van groot belang om de resultaten te interpreteren met de nodige voorzichtigheid en in combinatie met andere gezondheidsindicatoren, zoals:

  • Vetpercentage: Een nauwkeurigere weergave van de hoeveelheid lichaamsvet.
  • Tailleomtrek: Een indicator van de hoeveelheid buikvet.
  • Bloeddruk en cholesterolgehalte: Belangrijke markers voor cardiovasculaire gezondheid.
  • Activiteitsniveau en dieet: Essentiële factoren die de algehele gezondheid beïnvloeden.

Door deze factoren in overweging te nemen, kan een veel completer en nauwkeuriger beeld van iemands gezondheid verkregen worden, dat verder gaat dan de beperkingen van de simpele, maar vaak misleidende, BMI. De BMI mag dus niet de enige basis zijn voor het beoordelen van iemands gezondheid, maar eerder een startpunt voor een meer diepgaande en persoonlijke analyse.