Wat zijn de grondslagen van AVG?

De Grondslagen van de AVG: Rechtmatige Verwerking van Persoonsgegevens

De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Europese privacywetgeving, is ontworpen om de privacy van individuen te beschermen met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens. Een cruciaal aspect van deze wetgeving is dat persoonsgegevens alleen rechtmatig verwerkt mogen worden als er een geldige juridische grondslag voor is. In de AVG zijn er zes van deze grondslagen gedefinieerd. Een organisatie moet ten minste één van deze grondslagen kunnen aanvoeren om gegevens rechtmatig te verwerken.

Deze zes grondslagen vormen het fundament van de AVG en garanderen dat data niet zomaar verzameld en gebruikt mag worden. Ze zijn bedoeld om een evenwicht te creëren tussen de belangen van de betrokkene (de persoon van wie de gegevens worden verwerkt) en de belangen van de organisatie die de gegevens verwerkt (de verwerkingsverantwoordelijke).

Laten we de zes grondslagen eens nader bekijken:

1. Toestemming: Dit is wellicht de meest bekende grondslag. De betrokkene moet vrijelijk, specifiek, geïnformeerd en ondubbelzinnig toestemming geven voor de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens voor een specifiek doel. Dit betekent dat de toestemming actief moet worden gegeven (bijvoorbeeld door een vakje aan te vinken), dat duidelijk is waar de betrokkene toestemming voor geeft, en dat de betrokkene op de hoogte is van de gevolgen van het geven van toestemming. Toestemming kan te allen tijde worden ingetrokken.

2. Noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst: De verwerking van persoonsgegevens is toegestaan als deze noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of om op verzoek van de betrokkene vóór het sluiten van een overeenkomst maatregelen te nemen. Een voorbeeld is het verwerken van een adres en bankgegevens voor het versturen van een bestelling die de betrokkene geplaatst heeft.

3. Noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting: Als een organisatie wettelijk verplicht is om bepaalde persoonsgegevens te verwerken, dan is dat een geldige grondslag. Denk hierbij aan het verwerken van werknemersgegevens voor de loonadministratie of het delen van gegevens met de belastingdienst.

4. Noodzakelijk ter bescherming van de vitale belangen: In situaties waar iemands leven of gezondheid in gevaar is, mag persoonsgegevens verwerkt worden om deze belangen te beschermen. Een voorbeeld is het verstrekken van medische informatie aan hulpverleners in een noodsituatie.

5. Noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag: Overheidsinstanties kunnen gegevens verwerken voor de uitoefening van hun publieke taken. Bijvoorbeeld, de politie kan gegevens verwerken in het kader van een onderzoek.

6. Noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, tenzij de belangen of fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene zwaarder wegen: Deze grondslag is vaak complexer omdat er een belangenafweging moet worden gemaakt. De organisatie moet aantonen dat er een legitiem belang is bij de verwerking van de gegevens en dat dit belang niet opweegt tegen de privacyrechten van de betrokkene. Een voorbeeld kan zijn het beveiligen van een gebouw met bewakingscamera’s.

Conclusie:

Het kiezen van de juiste grondslag is cruciaal voor een rechtmatige gegevensverwerking onder de AVG. Organisaties moeten zorgvuldig evalueren welke grondslag van toepassing is op de specifieke verwerking en dit documenteren. Het is belangrijk te onthouden dat de bewijslast voor het aantonen van een geldige grondslag bij de verwerkingsverantwoordelijke ligt. Een verkeerde keuze kan leiden tot boetes en reputatieschade. Daarom is het essentieel om de AVG goed te begrijpen en de juiste maatregelen te treffen om de privacy van individuen te waarborgen.