Hoe weet je of een WW sterk is?

11 weergave
Een sterk werkwoord vertoont een klinkerwisseling tussen tegenwoordige en verleden tijd (bijv. *eten* - *at*), en het voltooid deelwoord eindigt op -en. Zwakke werkwoorden kennen geen dergelijke klinkerwijziging in de verleden tijd. De vorm van het voltooid deelwoord is bepalend voor de indeling.
Opmerking 0 leuk

Hoe weet je of een werkwoord sterk is?

In het Nederlands onderscheiden we twee soorten werkwoorden: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden. Sterke werkwoorden vertonen een klinkerwisseling tussen de tegenwoordige en de verleden tijd, en hun voltooid deelwoord eindigt op “-en”. Zwakke werkwoorden kennen geen klinkerwisseling in de verleden tijd en hun voltooid deelwoord eindigt op “-te” of “-d”.

Kenmerken van sterke werkwoorden:

  • Klinkerwisseling: Sterke werkwoorden hebben een afwisseling van klinkers tussen de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. Bijvoorbeeld:

    • eten – at
    • drinken – dronk
    • lezen – las
  • Voltooid deelwoord op “-en”: Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt altijd op “-en”. Bijvoorbeeld:

    • gegeten
    • gedronken
    • gelezen

Kenmerken van zwakke werkwoorden:

  • Geen klinkerwisseling: Zwakke werkwoorden behouden dezelfde klinker in de tegenwoordige en de verleden tijd. Bijvoorbeeld:

    • werken – werkte
    • kopen – kocht
    • bellen – belde
  • Voltooid deelwoord op “-te” of “-d”: Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op “-te” of “-d”. Bijvoorbeeld:

    • gewerkt
    • gekocht
    • gebeld

Voorbeelden:

Werkwoord Tegenwoordige tijd Verleden tijd Voltooid deelwoord
Sterk: eten eet at gegeten
Zwak: werken werkt werkte gewerkt
Sterk: lopen loopt liep gelopen
Zwak: kopen koopt kocht gekocht
Sterk: geven geeft gaf gegeven
Zwak: bellen belt belde gebeld

Tip:

Om te bepalen of een werkwoord sterk of zwak is, kun je het voltooid deelwoord controleren. Eindigt het op “-en”, dan is het werkwoord sterk. Eindigt het op “-te” of “-d”, dan is het werkwoord zwak.