Welke werkwoorden zijn er allemaal?

10 weergave
Hulpwerkwoorden drukken tijd (hebben, zijn) of modaliteit (moeten, mogen, kunnen, willen, hoeven, zullen) uit. Koppelwerkwoorden (zijn, worden, blijven) verbinden het onderwerp met een naamwoordelijk deel van het gezegde. Zijn en worden functioneren tevens als hulpwerkwoorden in passieve constructies.
Opmerking 0 leuk

Werkwoordsoorten

In het Nederlands zijn er verschillende soorten werkwoorden, elk met een unieke functie in een zin.

Hulpwerkwoorden

Hulpwerkwoorden dienen als aanvulling op andere werkwoorden en helpen bij het uitdrukken van tijd of modaliteit.

  • Tijd:
    • Hebben
    • Zijn
  • Modaliteit (mogelijkheid, noodzaak, wilsbetuiging):
    • Moeten
    • Mogen
    • Kunnen
    • Willen
    • Hoeven
    • Zullen

Koppelwerkwoorden

Koppelwerkwoorden verbinden het onderwerp van een zin met een naamwoordelijk deel van het gezegde, dat een beschrijving of toestand van het onderwerp weergeeft.

  • Zijn
  • Worden
  • Blijven

Bijzondere eigenschappen van “zijn” en “worden”

Naast hun functie als koppelwerkwoorden, dienen “zijn” en “worden” ook als hulpwerkwoorden in passieve constructies.

  • Passief met zijn:
    • Het huis wordt gebouwd.
  • Passief met worden:
    • Het boek is geschreven.

Voorbeelden

  • Hulpwerkwoord (tijd):
    • Ik heb mijn huiswerk gemaakt. (voltooid tegenwoordige tijd)
  • Hulpwerkwoord (modaliteit):
    • Je mag hier niet roken. (toestemming)
  • Koppelwerkwoord:
    • De lucht is grijs. (beschrijving)
  • Hulpwerkwoord in passief (zijn):
    • De taart is gebakken. (voltooid tegenwoordige tijd)
  • Hulpwerkwoord in passief (worden):
    • Het huis wordt geverfd. (heden tijd)