Hoeveel blaasretentie mag je hebben?

5 weergave

Bij een blaasretentie van minder dan 250 ml is een katheter niet meer nodig. Echter, bij een retentie van meer dan 250 ml of het onvermogen om spontaan te plassen, vindt er overleg plaats met de gynaecoloog over de vervolgstappen.

Opmerking 0 leuk

Blaasretentie: Wanneer is het teveel en wat zijn de gevolgen?

Blaasretentie, het onvermogen om de blaas volledig te ledigen, is een probleem dat aanzienlijk ongemak kan veroorzaken en potentieel tot ernstigere gezondheidsproblemen kan leiden. Hoewel veel mensen zich wellicht niet realiseren dat er een ‘acceptabele’ hoeveelheid blaasretentie bestaat, is het belangrijk om te begrijpen wat als normaal wordt beschouwd en wanneer actie vereist is.

In essentie, blaasretentie is het volume urine dat achterblijft in de blaas na het plassen. Verschillende factoren, zoals zenuwbeschadiging, bepaalde medicijnen, of een obstructie van de urinewegen, kunnen bijdragen aan dit probleem.

Wat is een acceptabele hoeveelheid blaasretentie?

Over het algemeen wordt een blaasretentie van minder dan 250 ml als acceptabel beschouwd. In deze situaties is verdere interventie, zoals het plaatsen van een katheter, meestal niet noodzakelijk. Het lichaam kan deze kleine hoeveelheid retentie vaak zelfstandig verwerken zonder dat dit tot complicaties leidt.

Wanneer is er reden tot bezorgdheid?

Het punt waar blaasretentie zorgwekkend wordt, ligt bij een volume van meer dan 250 ml. Deze hoeveelheid achtergebleven urine kan leiden tot verschillende problemen:

  • Verhoogd risico op urineweginfecties (UWI): Achtergebleven urine is een ideale voedingsbodem voor bacteriën, waardoor het risico op een UWI aanzienlijk toeneemt.
  • Blaasoverrekking: Langdurige retentie kan leiden tot overrekking van de blaas, waardoor de spieren verzwakken en het probleem verergert.
  • Terugvloeiing van urine naar de nieren: In ernstige gevallen kan de druk in de blaas zo hoog worden dat urine terugvloeit naar de nieren, wat kan leiden tot nierbeschadiging (hydronefrose).
  • Incontinentie: Paradoxaal genoeg kan blaasretentie ook leiden tot incontinentie. Wanneer de blaas overvol is, kan er onvrijwillig urine lekken (overloopincontinentie).

Wat gebeurt er bij een retentie van meer dan 250 ml of bij een onvermogen om spontaan te plassen?

Wanneer de blaasretentie meer dan 250 ml bedraagt, of er is sprake van een volledig onvermogen om te plassen, is het cruciaal om medisch advies in te winnen. Meestal zal er in zo’n geval overleg plaatsvinden met een gynaecoloog (in het geval van vrouwen) of uroloog, afhankelijk van de onderliggende oorzaak en de specifieke situatie. De vervolgstappen kunnen variëren afhankelijk van de diagnose en kunnen omvatten:

  • Katheterisatie: Het inbrengen van een katheter om de blaas te legen. Dit kan een eenmalige interventie zijn, of een tijdelijke of permanente oplossing (intermitterende zelfkatheterisatie of een verblijfskatheter).
  • Medicamenteuze behandeling: Sommige medicijnen kunnen helpen om de blaasspier te ontspannen of de urinewegen te verwijden.
  • Chirurgische ingreep: In sommige gevallen kan een chirurgische ingreep nodig zijn om een obstructie te verwijderen of andere anatomische problemen te corrigeren.
  • Bekkenbodemtherapie: Dit kan helpen om de blaasspier te versterken en de controle over de blaas te verbeteren, vooral bij retentie als gevolg van spierzwakte.

Conclusie:

Blaasretentie is een serieuze aandoening die aandacht vereist. Hoewel een retentie van minder dan 250 ml vaak geen direct probleem vormt, is het belangrijk om alert te zijn op symptomen en medisch advies in te winnen bij een retentie van meer dan 250 ml of bij moeilijkheden met plassen. Een vroege diagnose en behandeling kunnen helpen om ernstige complicaties te voorkomen en de kwaliteit van leven te verbeteren. Raadpleeg altijd een arts bij aanhoudende problemen met plassen.