Hoe kan je werkwoorden vervoegen?

0 weergave

Origineel fragment:

ik Ge Stam -d/-t/-en Heb gewerkt jij Ge Stam -d/-t/-en Hebt gewerkt Ge Stam -d/-t/-en Heb (jij) gewerkt? hij/zij/het Ge Stam -d/-t/-en Heeft gewerkt

Herschreven fragment (49 woorden):

De vervoeging van werkwoorden in de voltooide tijd gebeurt met hebben. Na ik volgt de stam plus -d of -t (voltooid deelwoord). Bij jij komt er -t achter de stam en hebt. Een vraag met jij kan ook met heb jij. Hij/zij/het wordt vervoegd met heeft, waarna het voltooid deelwoord volgt. Voorbeeld: ik heb gewerkt.

Opmerking 0 leuk

Werkwoorden vervoegen: Een praktische gids

Werkwoorden vervoegen is essentieel voor het correct Nederlands schrijven en spreken. Het verandert de vorm van het werkwoord om aan te geven wie de actie uitvoert en wanneer de actie plaatsvindt. Laten we eens kijken naar de basisprincipes, met name de vervoeging in de voltooide tijd (verleden tijd).

De voltooide tijd drukt een voltooide handeling in het verleden uit. We gebruiken hiervoor het hulpwerkwoord ‘hebben’ of ‘zijn’, gevolgd door het voltooid deelwoord. Dit artikel focust op de vervoeging met ‘hebben’, aangezien dit de meest voorkomende constructie is. Het voltooid deelwoord herken je vaak aan de uitgang ‘-d’, ‘-t’, ‘-en’, of een onregelmatige vorm (bijvoorbeeld ‘gegeten’, ‘gegaan’).

De vervoeging in de voltooide tijd met ‘hebben’ ziet er als volgt uit:

  • Ik: ‘heb’ + voltooid deelwoord (bijv. ik heb gewerkt, ik heb gelezen)
  • Jij: ‘hebt’ + voltooid deelwoord (bijv. jij hebt gewerkt, jij hebt gelezen)
  • Hij/Zij/Het: ‘heeft’ + voltooid deelwoord (bijv. hij heeft gewerkt, zij heeft gelezen)
  • Wij: ‘hebben’ + voltooid deelwoord (bijv. wij hebben gewerkt, wij hebben gelezen)
  • Jullie: ‘hebben’ + voltooid deelwoord (bijv. jullie hebben gewerkt, jullie hebben gelezen)
  • Zij/Zij (meervoud): ‘hebben’ + voltooid deelwoord (bijv. zij hebben gewerkt, zij hebben gelezen)

Het vormen van het voltooid deelwoord:

Voor regelmatige werkwoorden voeg je meestal ‘-d’ of ‘-t’ toe aan de stam (de basisvorm van het werkwoord zonder uitgang). Werkwoorden die eindigen op een ‘t’ krijgen vaak een ‘-d’. Werkwoorden die eindigen op een klinker of medeklinker die anders eindigen, krijgen vaak een ‘-t’. Voorbeeld: ‘werk’ wordt ‘gewerkt’, ‘lees’ wordt ‘gelezen’. Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen voltooid deelwoord (bijv. ‘gegaan’, ‘gekomen’). Een naslagwerk of woordenboek kan hierbij helpen.

Vraagzinnen:

In vraagzinnen verandert de volgorde van de woorden. Het hulpwerkwoord ‘hebben’ komt voorop te staan. Voorbeelden: Heb ik gewerkt? Heb jij gewerkt? Heeft hij gewerkt?

Deze gids biedt een basisoverzicht van werkwoordsvervoeging. Voor een diepergaande kennis raden we aan om een grammatica te raadplegen. Met wat oefening zul je de vervoeging van werkwoorden snel onder de knie krijgen!