Hoe vervoeg je werkwoorden in het Nederlands?

0 weergave

De Nederlandse werkwoordvervoeging in de tegenwoordige tijd en voltooid deelwoord volgt een patroon. Je begint met de stam van het werkwoord. Afhankelijk van het onderwerp (ik, jij, hij/zij/het) voeg je een specifieke uitgang toe aan die stam. Bij de voltooid tegenwoordige tijd gebruik je heb of heeft plus het voltooid deelwoord, dat vaak eindigt op -d of -t.

Opmerking 0 leuk

Werkwoordvervoeging in het Nederlands

In het Nederlands staan werkwoorden in de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord centraal, en beide volgen een specifiek patroon.

Tegenwoordige Tijd

Volg deze stappen om werkwoorden in de tegenwoordige tijd te vervoegen:

  1. Identificeer de stam van het werkwoord: Verwijder de uitgang “-en” of “-e” van de infinitiefvorm.

  2. Voeg de juiste uitgang toe: Afhankelijk van het onderwerp gebruik je de volgende uitgangen:

    • Ik: Geen uitgang
    • Jij: -t
    • Hij/Zij/Het: -t
    • Wij/Jullie/Zij: -en

Voorbeelden:

Werkwoord Stam Ik Jij Hij/Zij/Het Wij/Jullie/Zij
Lezen Lees Lees Leest Leest Lezen
Helpen Help Help Helpt Helpt Helpen
Koken Kook Kook Kookt Kookt Koken

Voltooid Deelwoord

Het voltooid deelwoord wordt gevormd door de letter “-d” of “-t” toe te voegen aan de stam van het werkwoord, met uitzondering van werkwoorden die eindigen op “-eren” of “-elen”, die “-d” krijgen.

Voorbeelden:

Werkwoord Stam Voltooid Deelwoord
Lezen Lees Gelezen
Helpen Help Geholpen
Koken Kook Gekookt
Eten Eet Gegeten
Spelen Speel Gespeeld

Voltooid Tegenwoordige Tijd

Om de voltooid tegenwoordige tijd te vormen, gebruik je de hulpwerkwoorden “heb” of “heeft”, gevolgd door het voltooid deelwoord.

Voorbeelden:

Onderwerp Hulpwerkwoord Voltooid Deelwoord
Ik Heb Gelezen
Jij Hebt Gelezen
Hij/Zij/Het Heeft Gelezen
Wij/Jullie/Zij Hebben Gelezen

Door deze stappen te volgen, kun je werkwoorden in het Nederlands correct vervoegen en vloeiend communiceren.