Hoe moet je werkwoorden vervoegen in het Spaans?

6 weergave

Het hulpwerkwoord haber wordt in de tegenwoordige tijd vervoegd als he, has, ha, hemos, habéis, han en staat vóór het voltooid deelwoord. Dit deelwoord eindigt op ado bij werkwoorden met stam op -AR en op ido bij werkwoorden met stam op -ER en -IR.

Opmerking 0 leuk

Spaanse werkwoordsvervoeging: Een praktische gids voor beginners

Spaans leren? Dan kom je al snel in aanraking met de werkwoordsvervoeging. Hoewel het in eerste instantie intimiderend kan lijken, is het met de juiste aanpak goed te leren. Dit artikel richt zich op de vervoeging van werkwoorden in de perfecto compuesto, de Spaanse tegenhanger van onze voltooide tijd (bijvoorbeeld: “ik heb gegeten”). De sleutel tot het begrijpen van deze tijd ligt in het beheersen van het hulpwerkwoord haber en het voltooid deelwoord.

Het hulpwerkwoord haber (hebben) is onmisbaar bij het vormen van de perfecto compuesto. In de tegenwoordige tijd wordt het als volgt vervoegd:

  • yo: he (ik heb)
  • tú: has (jij hebt)
  • él/ella/usted: ha (hij/zij/u heeft)
  • nosotros/nosotras: hemos (wij hebben)
  • vosotros/vosotras: habéis (jullie hebben) – Let op: Deze vorm wordt voornamelijk in Spanje gebruikt.
  • ellos/ellas/ustedes: han (zij/ze/ulieden hebben)

Merk op dat de vervoeging van haber regelmatig is. De onregelmatigheden zitten hem vooral in de klinkerwijzigingen binnen de stam.

Na het vervoegde hulpwerkwoord haber komt het voltooid deelwoord. Dit deelwoord verandert afhankelijk van de stam van het hoofdwederwoord. Hierbij geldt de volgende regel:

  • Werkwoorden op -ar: Het voltooid deelwoord eindigt op -ado. Bijvoorbeeld: hablar (spreken) → hablado (gesproken). Dus: “Ik heb gesproken” is “Yo he hablado”.

  • Werkwoorden op -er en -ir: Het voltooid deelwoord eindigt op -ido. Bijvoorbeeld: comer (eten) → comido (gegeten). En: vivir (leven) → vivido (geleefd). Dus: “Ik heb gegeten” is “Yo he comido” en “Hij heeft geleefd” is “Él ha vivido”.

Voorbeeldzinnen:

Laten we dit eens illustreren met een paar voorbeelden:

  • Yo he estudiado: Ik heb gestudeerd (étudier = studeren).
  • Tú has cantado: Jij hebt gezongen (cantar = zingen).
  • Ella ha bailado: Zij heeft gedanst (bailar = dansen).
  • Nosotros hemos trabajado: Wij hebben gewerkt (trabajar = werken).
  • Vosotros habéis viajado: Jullie hebben gereisd (viajar = reizen).
  • Ellos han llegado: Zij zijn aangekomen (llegar = aankomen).

Belangrijke Opmerking: Sommige werkwoorden hebben onregelmatige voltooid deelwoorden. Deze dienen individueel geleerd te worden. Het is dus raadzaam om een Spaans woordenboek of leerboek te raadplegen voor specifieke gevallen.

Door deze eenvoudige regels te volgen, kun je de perfecto compuesto in het Spaans met succes gebruiken. Oefening baart kunst, dus probeer zoveel mogelijk verschillende werkwoorden te vervoegen in deze tijd om het onder de knie te krijgen.