Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is?
Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is?
In de Nederlandse grammatica worden werkwoorden onderverdeeld in twee hoofdgroepen: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden. Deze groepen worden onderscheiden op basis van de manier waarop de verleden tijd en het voltooid deelwoord worden gevormd.
Kenmerken van sterke werkwoorden
- Veranderen van klank in de verleden tijd
- Eindigen meestal op -en in het voltooid deelwoord
Kenmerken van zwakke werkwoorden
- Behouden hun klank in de verleden tijd
- Eindigen altijd op -te of -de in het voltooid deelwoord
Hoe bepaal je of een werkwoord sterk of zwak is?
Om te bepalen of een werkwoord sterk of zwak is, kun je de volgende stappen volgen:
- Kijk naar de verleden tijd:
- Verandert de klank van het werkwoord in de verleden tijd? Dan is het waarschijnlijk een sterk werkwoord.
- Kijk naar het voltooid deelwoord:
- Eindigt het voltooid deelwoord op -en? Dan is het waarschijnlijk een sterk werkwoord.
Voorbeelden
Sterke werkwoorden:
- Verleden tijd: zong, sprong, kwam
- Voltooid deelwoord: gezongen, gesprongen, gekomen
Zwakke werkwoorden:
- Verleden tijd: werkte, praatte, liep
- Voltooid deelwoord: gewerkt, gepraat, gelopen
Onregelmatige werkwoorden
Naast sterke en zwakke werkwoorden bestaan er ook onregelmatige werkwoorden. Deze werkwoorden hebben geen vaste regel voor de vorming van de verleden tijd of het voltooid deelwoord. Enkele voorbeelden van onregelmatige werkwoorden zijn: zijn (was), hebben (had), doen (deed).
Belangrijk om te weten
De regels voor sterke en zwakke werkwoorden zijn niet altijd even duidelijk. Sommige werkwoorden kunnen zowel sterk als zwak worden vervoegd. In zulke gevallen is het raadzaam om het woordenboek te raadplegen.
#Sterke Werkwoorden#Werkwoordtypen#Zwakke WerkwoordenCommentaar op antwoord:
Bedankt voor uw opmerkingen! Uw feedback is erg belangrijk om ons te helpen onze antwoorden in de toekomst te verbeteren.