Hoe weet je of er een d of t achter moet?

6 weergave
Om te bepalen of je -t of -d schrijft in het voltooid deelwoord, kijk naar de verledentijdsvorm. Eindigt deze op -de(n), dan wordt het voltooid deelwoord ook op -d geschreven. Eindigt de verledentijdsvorm op -te(n), dan wordt het voltooid deelwoord op -t geschreven.
Opmerking 0 leuk

Hoe weet je of er een “d” of “t” achter moet?

Bij het schrijven van het voltooid deelwoord van een werkwoord, moet je weten of je een “d” of een “t” achter de stam moet zetten. Dit kun je bepalen door naar de verledentijdsvorm van het werkwoord te kijken.

Regels:

  • Als de verledentijdsvorm eindigt op -de(n), wordt het voltooid deelwoord ook op -d geschreven.
  • Als de verledentijdsvorm eindigt op -te(n), wordt het voltooid deelwoord op -t geschreven.

Voorbeelden:

  • Verledentijdsvorm: wandelde -> Voltooid deelwoord: gewandeld (eindigt op -d)
  • Verledentijdsvorm: schreef -> Voltooid deelwoord: geschreven (eindigt op -t)

Extra tips:

  • Kijk ook naar de uitspraak van het werkwoord. Als het klinkt alsof het uitmondt op een “d”, moet je een “d” achter de stam zetten.
  • Sommige werkwoorden hebben onregelmatige verledentijdsvormen. Controleer in dat geval altijd de officiële spelling in een woordenboek.

Voorbeeldtabel:

Werkwoord Verledentijdsvorm Voltooid deelwoord
wandelen wandelde gewandeld
schrijven schreef geschreven
lopen liep gelopen
lezen las gelezen
spreken sprak gesproken
lachen lachte gelachen