Wat is de werkwoordsvorm van moeilijk?

13 weergave
Het Nederlandse werkwoord kent sterke en zwakke vervoegingen. Sterke werkwoorden veranderen hun stam in de verleden tijd (lopen, liep, gelopen), zwakke houden de stam meestal gelijk (wandelen, wandelde, gewandeld).
Opmerking 0 leuk

De Werkwoordsvorm van Moeilijk

In de Nederlandse taal vervoegen we werkwoorden om aan te geven in welke tijd een handeling plaatsvindt. Er zijn twee hoofdvormen van vervoegingen: sterk en zwak.

Sterke werkwoorden veranderen hun klinker (stam) in de verleden tijd en het voltooid deelwoord. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • lopen → liep → gelopen
  • vliegen → vloog → gevlogen
  • zingen → zong → gezongen

Zwakke werkwoorden behouden hun stam in zowel de verleden tijd als het voltooid deelwoord. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

  • wandelen → wandelde → gewandeld
  • praten → praatte → gepraat
  • werken → werkte → gewerkt

Moeilijk is een zwak werkwoord, dus het behoudt zijn stam in alle vervoegingen:

  • Tegenwoordige tijd: moeilijk
  • Verleden tijd: moeilijkte
  • Voltooid deelwoord: moeilijk gemaakt

Voorbeeldzinnen:

  • De toets was moeilijk.
  • Hij moeilijkte de opgave met opzet.
  • De student heeft het examen moeilijk gemaakt.

Let op: Hoewel moeilijk een werkwoord is, gebruiken we het in de praktijk vaak als bijvoeglijk naamwoord. In dat geval verandert de vervoeging niet:

  • De moeilijke toets
  • De moeilijkte opgave
  • Het moeilijk gemaakte examen