Werkblad Hoe herken ik een werkwoord in een zin?
Een woord eindigend op -ing is een werkwoorddeel (werkwoordelijke vorm) als het direct volgt op een vorm van zijn, zoals is, ben, bent, zijn, was, waren. In een zin vind je het onderwerp door te vragen wie/wat voert de handeling uit. Het hoofdwerkwoord beschrijft die handeling.
Hoe herken je het werkwoord in een zin? Een praktische handleiding
Het werkwoord, de motor van de zin! Zonder werkwoord geen actie, geen gebeurtenis, geen toestand. Maar hoe spot je dat cruciale element nu precies tussen al die andere woorden? Deze handleiding helpt je op weg.
De basis: Wat doet een werkwoord?
Een werkwoord beschrijft een handeling (lopen, lezen, schrijven), een gebeurtenis (regenen, sneeuwen, bloeien) of een toestand (zijn, blijven, lijken). Het is de ruggengraat van je zin, het element dat aangeeft wat er gebeurt.
Stap 1: De vraag wie/wat doet het?
Om het werkwoord te vinden, begin je met het onderwerp. Het onderwerp is het antwoord op de vraag “wie of wat voert de handeling uit?”.
Voorbeeld:
De kat slaapt op de bank.
Wie/wat slaapt op de bank? -> De kat. Dus “de kat” is het onderwerp. Nu weten we dat het werkwoord iets te maken heeft met wat de kat doet.
Stap 2: Het hoofdwerkwoord in actie!
Het hoofdwerkwoord is het werkwoord dat de belangrijkste handeling in de zin beschrijft. In ons voorbeeld is dat “slaapt”. Het geeft aan wat de kat doet.
Stap 3: Pas op voor de valkuil: het werkwoordelijk gezegde!
Soms is het niet zo simpel als één enkel woord. Een werkwoord kan ook deel uitmaken van een werkwoordelijk gezegde. Dit is een combinatie van meerdere werkwoorden die samen de handeling beschrijven.
Hier komt de ‘-ing’ truc om de hoek kijken:
Een woord dat eindigt op -ing is een werkwoordelijk deel alleen als het direct volgt op een vorm van het werkwoord ‘zijn’. Dit is een super handige regel!
Voorbeelden:
- “Ik ben aan het rennen.” Hier is “rennen” een werkwoordelijk deel omdat het direct volgt op “ben” (een vorm van “zijn”). Het werkwoordelijk gezegde is “ben aan het rennen”.
- “Zij is aan het zingen.” Het werkwoordelijk gezegde is “is aan het zingen”.
- “Hij was aan het studeren.” Het werkwoordelijk gezegde is “was aan het studeren”.
Belangrijk!
- Een woord dat eindigt op -ing kan ook een zelfstandig naamwoord zijn (bijvoorbeeld: “de tekening”, “de verandering”). In dat geval is het geen werkwoord. Let dus altijd op de context.
- De vorm van “zijn” moet direct voor het -ing woord staan. “Hij is een goede leerling” – hier is “leerling” een zelfstandig naamwoord, en “is” het hoofdwerkwoord (een koppelwerkwoord in dit geval).
Oefening baart kunst!
De beste manier om het herkennen van werkwoorden te leren, is door te oefenen. Lees teksten, zoek naar de onderwerpen en stel de vraag “wie/wat doet het?” Oefen met de ‘-ing’ truc en je zult al snel een kei worden in het spotten van werkwoorden!
#Frase#Olandese#VerboCommentaar op antwoord:
Bedankt voor uw opmerkingen! Uw feedback is erg belangrijk om ons te helpen onze antwoorden in de toekomst te verbeteren.