Hoe vervoeg je het werkwoord zijn?
Het werkwoord zijn wordt als volgt vervoegd:
- Onvoltooid tegenwoordige tijd: ik ben, jij bent, hij/zij/U is, wij zijn, jullie zijn, zij zijn
- Onvoltooid verleden tijd: ik was, jij was, hij/zij/U was, wij waren, jullie waren, zij waren
- Voltooid tegenwoordige tijd: ik ben geweest, jij bent geweest, hij/zij/U is geweest, wij zijn geweest, jullie zijn geweest, zij zijn geweest
- Voltooid verleden tijd: ik was geweest, jij was geweest, hij/zij/U was geweest, wij waren geweest, jullie waren geweest, zij waren geweest
De vele gezichten van ‘zijn’: een duik in de vervoeging
Het werkwoord ‘zijn’ is een van de meest gebruikte werkwoorden in de Nederlandse taal. Het verbindt, beschrijft en plaatst ons in de tijd. Maar hoe vervoeg je dit belangrijke werkwoord nu correct? Laten we de verschillende vormen eens onder de loep nemen, met een paar handige ezelsbruggetjes en voorbeelden om het allemaal wat levendiger te maken.
Een reis door de tijd met ‘zijn’:
- Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT): De ‘nu’-tijd
Hier beschrijven we de huidige staat van zijn. Denk aan: “Ik ben blij”, “Jij bent student”, “Hij/zij/u is arts”, “Wij zijn thuis”, “Jullie zijn welkom”, “Zij zijn op vakantie”. Let op de wisseling tussen ‘ben’, ‘bent’ en ‘is’. Een handig ezelsbruggetje: enkelvoud ‘ben/bent/is’, meervoud altijd ‘zijn’.
- Onvoltooid verleden tijd (OVT): Terugblikken zonder afronding
De OVT beschrijft een situatie in het verleden die nog gaande was. “Ik was aan het lezen”, “Jij was aan het sporten”, “Hij/zij/u was aan het werk”, “Wij waren aan het wandelen”, “Jullie waren aan het spelen”, “Zij waren aan het eten”. Merk op dat ‘was’ voor enkelvoud (behalve ‘u’) wordt gebruikt, terwijl ‘waren’ voor meervoud geldt.
- Voltooid tegenwoordige tijd (VTT): Afgerond en relevant voor nu
De VTT beschrijft een handeling die in het verleden is afgerond, maar nog steeds relevant is voor het heden. “Ik ben naar de winkel geweest“, “Jij bent al in Parijs geweest?”, “Hij/zij/u is gisteren ziek geweest“, “Wij zijn naar het concert geweest“, “Jullie zijn naar de film geweest“, “Zij zijn al jaren vrienden geweest“. Hier combineer je de OTT van ‘zijn’ met het voltooid deelwoord ‘geweest’.
- Voltooid verleden tijd (VVT): Verleden tijd binnen verleden tijd
De VVT duidt een handeling aan die vóór een ander moment in het verleden was afgerond. “Ik was al naar de winkel geweest toen jij belde”, “Jij was in Parijs geweest voordat je naar Rome ging”, “Hij/zij/u was al ziek geweest eerder dit jaar”, “Wij waren naar het concert geweest voordat het restaurant sloot”, “Jullie waren naar de film geweest toen de onweersbui begon”, “Zij waren al jaren vrienden geweest voordat ze ruzie kregen”. Hier combineer je de OVT van ‘zijn’ met het voltooid deelwoord ‘geweest’.
‘Zijn’ in actie: een bondige samenvatting
De vervoeging van ‘zijn’ kan in het begin lastig lijken, maar met oefening wordt het vanzelfsprekend. Onthoud de basisregels voor enkelvoud en meervoud, en let op het verschil tussen de onvoltooide en voltooide tijden. Door de context van de zin te begrijpen, kies je de juiste vorm van ‘zijn’ en communiceer je helder en correct.
#Werkwoord Vervoegen#Werkwoord Zijn#Zijn VervoegingCommentaar op antwoord:
Bedankt voor uw opmerkingen! Uw feedback is erg belangrijk om ons te helpen onze antwoorden in de toekomst te verbeteren.