Hoe weet je of een ww sterk of zwak is?

18 weergave
Sterke werkwoorden herken je aan de klinkerwisseling in de verleden tijd en het voltooid deelwoord op -en. Zwakke werkwoorden daarentegen kennen geen klinkerwisseling en eindigen in het voltooid deelwoord op -te of -d.
Opmerking 0 leuk

Hoe onderscheid je sterke en zwakke werkwoorden?

In de Nederlandse taal worden werkwoorden onderverdeeld in twee categorieën: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden. Het verschil tussen deze twee soorten werkwoorden ligt in de vorming van de verleden tijd en het voltooid deelwoord.

Sterke werkwoorden

Kenmerkende eigenschappen van sterke werkwoorden zijn:

  • Klinkerwisseling: Sterke werkwoorden ondergaan een klinkerwisseling in de stam van het werkwoord in de verleden tijd en het voltooid deelwoord.
  • Voltooid deelwoord op -en: Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt altijd op -en. Voorbeelden:
Werkwoord Verleden tijd Voltooid deelwoord
breken brak gebroken
zingen zong gezongen
drinken dronk gedronken

Zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden vertonen daarentegen de volgende kenmerken:

  • Geen klinkerwisseling: In de verleden tijd en het voltooid deelwoord vindt geen klinkerwisseling plaats.
  • Voltooid deelwoord op -te of -d: Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -te of -d. Voorbeelden:
Werkwoord Verleden tijd Voltooid deelwoord
lopen liep gelopen
lachen lachte gelachen
leren leerde geleerd

Overzicht

Voor een duidelijk overzicht van de kenmerken van sterke en zwakke werkwoorden, zie de onderstaande tabel:

Eigenschap Sterk werkwoord Zwak werkwoord
Klinkerwisseling Ja Nee
Voltooid deelwoord -en -te of -d

Voorbeeldzinnen

  • Sterk: Hij brak (verleden tijd) het raam toen hij de bal naar binnen gooide (voltooid deelwoord).
  • Zwak: Ze liep (verleden tijd) naar de winkel om een brood te kopen (voltooid deelwoord).

Belangrijk:

Het is belangrijk om te onthouden dat de verleden tijd en het voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden niet altijd volgens de regels van sterke of zwakke werkwoorden worden gevormd.