Wat zijn regelmatige werkwoorden en wat zijn voorbeelden?

34 weergave
Regelmatige werkwoorden hebben een vaste vervoeging. De verleden tijd ontstaat door het toevoegen van -de aan de stam, en het voltooid deelwoord door ge- vóór en -d achter de stam. Voorbeelden zijn lopen/liep/gelopen en werken/werkte/gewerkt.
Opmerking 0 leuk

Regelmatige werkwoorden: een overzicht

In de Nederlandse taal worden werkwoorden onderverdeeld in twee hoofdtypen: regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Regelmatige werkwoorden volgen een vaste vervoegingsregel, waardoor ze gemakkelijk zijn om te vervoegen.

Definitie van regelmatige werkwoorden

Regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die een vaste vervoeging hebben, ongeacht de persoon of het getal. Dit betekent dat de vervoeging voor alle tijden en wijzen hetzelfde is.

Vorming van de verleden tijd

De verleden tijd van regelmatige werkwoorden wordt gevormd door de uitgang “-de” toe te voegen aan de stam van het werkwoord. De stam is het deel van het werkwoord dat overblijft na het weglaten van de infinitiefuitgang “-en”.

Voorbeeld:

  • lopen -> stam: loop -> verleden tijd: liep

Vorming van het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt gevormd door het voorvoegsel “ge-” vóór de stam te plaatsen en het achtervoegsel “-d” toe te voegen.

Voorbeeld:

  • werken -> stam: werk -> voltooid deelwoord: gewerkt

Voorbeelden van regelmatige werkwoorden

Hieronder volgen enkele voorbeelden van regelmatige werkwoorden:

  • Lopen: lopen/liep/gelopen
  • Werken: werken/werkte/gewerkt
  • Komen: komen/kwam/gekomen
  • Eten: eten/at/gegeten
  • Drinken: drinken/dronk/gedronken

Belang van het herkennen van regelmatige werkwoorden

Het herkennen van regelmatige werkwoorden is belangrijk omdat het de vervoeging van werkwoorden vereenvoudigt. Door de vaste vervoegingspatronen te kennen, kunnen sprekers en schrijvers werkwoorden correct gebruiken in verschillende tijden en wijzen.