Hoe maak je de perfecte?

5 weergave

Het gemarkeerde fragment kan herschreven worden als:

De perfecto vereist het hulpwerkwoord haber (hebben) in de tegenwoordige tijd: he, has, ha, hemos, habéis, han. Dit hulpwerkwoord staat vóór het voltooid deelwoord, de vorming hiervan varieert afhankelijk van de uitgang van het hoofdwerkwoord. Dit zorgt voor een voltooide handeling in het heden.

Opmerking 0 leuk

Hoe maak je de perfecte Spaanse voltooid tegenwoordige tijd (perfecto)?

De Spaanse voltooid tegenwoordige tijd (perfecto) wordt gebruikt om een voltooide handeling uit te drukken die verband houdt met het heden. Het kan ook gebruikt worden om ervaringen of toestanden te beschrijven die begonnen zijn in het verleden en nog steeds doorgaan in het heden.

Om de perfecto te vormen, gebruik je het hulpwerkwoord haber (hebben) in de tegenwoordige tijd (he, has, ha, hemos, habéis, han) gevolgd door het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.

Het voltooid deelwoord wordt gevormd als volgt:

  • Voor werkwoorden eindigend op -ar, voeg -ado toe (bijv. hablado, cantado)
  • Voor werkwoorden eindigend op -er of -ir, voeg -ido toe (bijv. comido, bebido)

Voorbeelden:

  • He hablado con mi profesor. (Ik heb met mijn leraar gesproken.)
  • Has comido bien. (Je hebt goed gegeten.)
  • Ha llovido mucho. (Het heeft veel geregend.)
  • Hemos estudiado mucho. (Wij hebben veel gestudeerd.)
  • Habéis visto la película. (Jullie hebben de film gezien.)
  • Han dormido toda la noche. (Zij hebben de hele nacht geslapen.)

Wanneer gebruik je de perfecto?

De perfecto wordt gebruikt in de volgende situaties:

  • Om een voltooide handeling uit te drukken die nog steeds relevantie heeft voor het heden:
    • He perdido las llaves. (Ik ben mijn sleutels kwijtgeraakt.)
    • Ha llovido mucho esta semana. (Het heeft deze week veel geregend.)
  • Om aan te geven dat een handeling in het verleden is begonnen en nog steeds doorgaat in het heden:
    • Llevo mucho tiempo estudiando español. (Ik studeer al een lange tijd Spaans.)
    • Hace años que no la veo. (Ik heb haar jaren niet gezien.)
  • Om ervaringen of toestanden te beschrijven:
    • He viajado mucho por el mundo. (Ik heb veel door de wereld gereisd.)
    • Ha sido una gran experiencia. (Het is een geweldige ervaring geweest.)

Oefeningen:

  1. Vul de perfecto in:
    • Yo __ (comer) mucho chocolate.
    • __ (beber) mucha agua.
    • Él __ (dormir) toda la noche.
  2. Schrijf zinnen in de perfecto met de volgende werkwoorden:
    • hablar
    • estudiar
    • ver
    • perder
    • viajar